Stiens - Harlingen / Franeker

Hoe interessant deze spoorspeurtocht tot dusver dan ook mag zijn geweest, de NVBS-leden die op 29 en 30 juni 1947 op excursie gingen hadden het een stuk beter voor elkaar. In dat weekeinde werden door hen vele spoor- en tramlijnen in Friesland bereden die nu voor het grootste deel al lang zijn opgebroken. En zo reed men dus op de tweede dag onder andere ook over de spoorlijnen die ik nu met veel moeite in het landschap terug heb proberen te vinden. Een van de deelnemers aan de excursie schreef er later in het blad "Op de Rails" onder meer het volgende over:

Het gezelschap te Mooie Paal ( 30-06-1947, J.Voerman )
" (...) De volgende morgen waren wij weer vroeg present om een van de uniekste reizen te maken, die in de N.V.B.S. geschiedenis voorkomen. Omstreeks half negen werd met een convooi vertrokken naar Stiens. De rongenwagens en Dg's, die in het convooi waren, dienden ons tot voortreffelijke rijtuigen. Bij Stiens werd een weinig met ons gerangeerd en het deel, dat naar Tzummarum moest van het Dokkumse deel gescheiden. De 1399, die naar Dokkum ging, werd nu vervangen door de 7734 en voort ging het weer over de oude lijn van de Noord Friese Lokaal naar Mooie Paal. Hier is een aansluiting op de vroegere tramlijn van de N.T.M. Leeuwarden-St.Jacobiparochie. Deze wordt als raccordement nog door de N.S. gebruikt voor wagenladingen. Vrijwel niemand weet het bestaan, behalve N.V.B.S.-ers natuurlijk, van deze lijn af en het was werkelijk hoogst merkwaardig om met een N.S. goederentrein door de dorpen Berlikum en Bergum(*) te rijden. Niets buitensteken is hier wel heel erg van toepassing. Te Berlikum werden wij aangenaam verrast door de Zuivelfabriek van de N.V. Lijempf, alwaar het hele gezelschap op karnemelk getracteerd werd. Na teruggekeerd te zijn naar Mooie Paal, werd de reis naar Tzummarum voortgezet. De stationschef van Leeuwarden, de heer Gouda, zijn wij dan ook zeer erkentelijk, voor zijn medewerking, waardoor deze reis zo buitengewoon aangenaam en interessant is verlopen. (...)"
Verder dan Tzummarum kon deze bijzondere excursietrein evenwel niet meer rijden, het laatste spoor naar Midlum=Herbaijum was in 1942 immers al opgebroken. In april 1970 werd nogmaals een NVBS-excursie naar het NFLS-net gehouden, die deze keer naar de toenmalige eindpunten Dokkum en het eerder genoemde Minnertsga voerden. Maar terug nu naar de harde realiteit van het heden...

(*) Vermoedelijk bedoelde de schrijver hier Beetgum, het plaatsje Bergum ligt namelijk aan de tramlijn Veenwouden-Drachten.
Vanaf het station liepen er enkele doodlopende goederensporen naar het westen, evenals twee parallel lopende sporen voor het reizigersverkeer: eentje voor de richting Franeker, de ander voor Harlingen. Nadat alle sporen hier waren opgebroken heeft de grond nog tientallen jaren braak gelegen. Pas vrij recent is een deel van het terrein gebruikt voor de bouw van nieuwe woningen. Met de straatnamen "Spoarstrjitte" en "De Buffer" houdt Tzummarum de spoorgeschiedenis echter nog een beetje levend. Een halve kilometer na het station staken beide doorgaande spoorlijnen met een dubbelsporige brug de Tzummarumer Vaart over.
Dat de brede bruggehoofden er nog steeds staan kan onderhand al nauwelijks meer verbazing wekken. Wel bijzonder is dat op de plaats van het Harlinger spoor nog steeds een brug ligt, die beslist wel eens onderdeel van de oorspronkelijke spoorbrug zou kunnen zijn geweest. Er zijn geen bevestigingspunten voor spoorstaven te zien, maar wel is de brug voorzien van twee langsbalken, op een onderlinge afstand die zo te zien gelijk is aan de breedte van normaalspoor (1435mm). Bovendien is de brug niet gelast maar geheel met klinknagels in elkaar gezet: de gebruikelijke constructie-methode toen de NFLS-lijnen werden aangelegd.
Vanaf de straat loopt er een stenen trapje naar de brug, die aan de overkant van de vaart is afgezet met een hekje en een bord met de tekst "GEEN TOEGANG". Deze mededeling lijkt nu toch een beetje overbodig, want alleen iemand die zeer veel vertrouwen in zijn evenwichtsgevoel heeft, zou proberen via de smalle stalen balken de overkant te bereiken. Aan de andere kant van de vaart ligt een grote schapenwei, die gezien de lantarenpalen echter ook gebruikt kan worden als ijsbaan. Wellicht wordt de brug dus in de winter van een brugdek voorzien zodat schaatsers uit de buurt zonder hinderlijke omwegen op het ijs kunnen komen.

Tzummarum - Franeker

Een zoekplaatje: waar lag hier de spoorlijn?
Na de brug over de Tzummarumer Vaart liepen beide sporen nog ongeveer 400 meter parallel, waarna het spoor naar Franeker richting het zuiden afboog. In het weiland is vrijwel niets meer van de sporen of de plek van splitsing te herkennen, het enige dat er nog resteert is een smal stukje spoordijk bij de ijsbaan, en enkele nog bestaande sloten die vroeger naast de spoordijk hebben gelegen. Niet geheel onlogisch natuurlijk, aangezien het spoor hier al bijna zestig jaar geleden is opgebroken. Overigens is ook voor de definitieve opheffing in 1935 het spoor naar Franeker al eens lange tijd buiten gebruik geweest. In de zomer van 1918 werd de treindienst op dit traject geheel gestaakt in verband met de kolenschaarste veroorzaakt door de Eerste Wereldoorlog; pas een jaar later konden er weer treinen rijden.
Een eindje ten zuidwesten van de splitsing kruist de spoorlijn de Roordamaleane en loopt vervolgens een uienveld in. Met enige moeite is de plek van de overweg nog terug te vinden, waarbij aan de glooiing van het wegdek zelfs nog is te zien dat het spoor de weg onder een schuine hoek kruiste. Na deze overweg loopt de spoorlijn een aantal kilometers pal in zuidelijke richting door de akkers en weilanden van de Kolthofpolder, ver verwijderd van de openbare wegen en paden. Echt te betreuren valt dat niet, uit kaarten en luchtfoto's van de omgeving blijkt toch al dat de spoorbaan hier zo goed als volledig uit het landschap verdwenen is. Enige bijzonderheid van dit traject is eigenlijk de brug die bij kilometer 2.2 een waterleiding overspande, de landhoofden hiervan zijn in de polder ergens te midden van de weilanden nog steeds terug te vinden. Ongeveer een kilometer voorbij deze brug kruiste de spoorbaan de "Mûntse Wei", waar het uitzicht vanaf de voormalige overweg nog eens bevestigt wat ik al vermoedde: geen spoor hier te bekennen van het spoor...

Zonder dus verder nog veel bijzonders tegen te komen beland ik in Dongjum, een klein dorpje dat zo ongeveer halverwege Tzummarum en Franeker ligt. Dongjum was naast deze beide eindpunten verder de enige andere stopplaats aan de 7 kilometer lange zijtak, en had net zo'n type stationsgebouw als Vrouwbuurtstermolen. Veel reizigersverkeer zal er niet geweest zijn, misschien dat de inwoners nog eens naar de markt in Franeker gingen maar veel reizigerskilometers leverde dat natuurlijk ook niet op. Het voormalige station staat iets ten westen van het dorp en is tegenwoordig in gebruik als woning. Om de stookkosten binnen de perken te kunnen houden zijn de hoge plafonds verlaagd en enkele ramen aangepast, maar voor de rest is er aan de buitenkant niet zo erg veel veranderd. In 1994 hebben de bewoners zelfs de stationsnaam weer op de perrongevel geschilderd. Het voornaamste verschil met vroeger is dat er nu een vierwielig blik voor de deur staat in plaats van een rokende en sissende lokaalspoortrein.
Na Dongjum loopt het spoor verder naar het zuiden, maar pas aan de andere kant van de A31, aan de noordelijke rand van Franeker, is weer iets van het NFLS-traject terug te vinden. Uit de loop van de spoorbaan blijkt hier wel duidelijk dat het aanvankelijk nog de bedoeling was om de lijn te laten aansluiten op de spoorlijn van de SS. In plaats van het spoor in een rechte lijn door te trekken naar de rand van (het toen veel kleinere) Franeker, boog de spoorlijn namelijk juist eerst iets af in zuidwestelijke richting, weg van het centrum. Pas een kilometer verderop begon een grote bocht naar het oosten, waarmee het spoor uiteindelijk het Harinxma-kanaal had moeten oversteken om ongeveer ter hoogte van kilometerpaal 9 aan te sluiten op de lijn naar Leeuwarden. Mooie plannen, doch deze bleven dus onuitgevoerd in de kast liggen om stof te vergaren.

Zoals gezegd was Franeker in die dagen een stuk kleiner dan tegenwoordig: zelfs toen de lijn van de NFLS werd gesloten en opgebroken lag de spoorbaan voor het grootste deel nog midden in de weilanden buiten de bebouwde kom. Gezien alle latere stadsuitbreidingen zou je verwachten dat de restanten van de lijn inmiddels geheel zouden zijn verdwenen onder nieuwbouwwijken, maar niets blijkt minder waar. Om de een of andere wonderlijke reden is er in heel Franeker nooit een huis op het oude tracé neergezet: een smal groen lint dat zich van de rand van de stad dwars door de bebouwing naar het voormalige station slingert markeert zo nog steeds duidelijk de loop van de oude spoorlijn. Op de spoordijk is alleen een smal wandelpad aangelegd, geflankeerd door de hoge bomen en struiken.